Waarom veren, spinwings of vanes?

Door Rick van den Oever en Michael Witjes. Foto’s: Sjef van de Berg

Veren, spinwings, vanes?

“Roze veren?” Michael schoot de eerste paar jaar met roze natuurveren. Veel mensen hebben daar een mening over. Toch zijn roze veren erg handig want het is eigenlijk een hele logische kleur. Traditionele schutters, die niet richten met een pijlpunt kunnen dan heel goed de pijlvlucht volgen en zo onderbewust zien wat ze gedaan hebben. Naarmate de schutter meer schiet weet hij wat zijn pijlen doen en past hij zich aan.

Veren

In verschillende boogschietbladen en fora kun je lezen dat een opvallende kleur goed is voor mensen die geen vizier gebruiken. Het zal mensen niet verbazen dat er toch erg veel verschillen zijn tussen de traditionele schutter die natuurveren gebruikt en iemand zoals Rick die in zijn topsportcarrière enorm veel verschillende veertjes heeft uitgeprobeerd. Recurveschutters schieten standaard met plastic veren, ook wel vanes . Bij een technische boog als de recurve- of compoundboog is de kunst om het doel te raken geen bijzonderheid op het allerhoogste niveau. Omdat een technische schutter vrijwel ieder aspect van zijn/haar boog kan finetunen is het type veer ook een aspect wat keer op keer opnieuw getest kan worden. Door het jaar heen verandert men wel eens de afstelling van de boog waardoor de pijl weer anders reageert. Een aanpassing in de lengte, hoogte of materiaal van de veer kan mogelijk resulteren in een kleinere groepering.

Recurve schutters gebruiken vaak gekrulde veren die spinwings genoemd worden. In deze vorm veer zijn tegenwoordig wel 20 verschillende merken beschikbaar. Omdat een recurve schutter de pees loslaat met de vingers helpt een gekrulde veer om de pijl, die zich buigend door de lucht manouvreert, sneller om zijn as te laten draaien. Zo kan de pijl zich zo snel mogelijk stabiliseren en recht in zijn baan komen. Compoundschutters laten de pees los door middel van een release. Dit apparaatje laat de pees op 1 plek los door middel van een half maantje. Je kunt je voorstellen dat het maken van losfouten door het niet direct gebruiken van de vingers op de pees hierdoor nihil is. Bij een compoundboog begint de pijl daardoor zijn vlucht al beter in zijn baan. Door het feit dat compoundschutters in het algemeen kleinere groepen schieten en de pijl al beter in zijn baan begint, gebruiken zij vaak rechte plastic veren. Bij spinwings zouden de kleine groeperingen van de pijlen bij een compoundboog al snel veren doen sneuvelen.

Veren-10

Traditionele schutters die vaak buiten schieten, staan ook wel eens in de regen en dan zou het fijn zijn als zij ook gebruik zouden kunnen maken van spinwings of vanes, helaas is dit niet zo, zij moeten het doen met natuurveren. Er kleeft dan een groot nadeel aan gekleurde veren die vaak van kalkoen worden gemaakt. De natuurlijke vetlaag is er dan vanaf gewassen, hierdoor zijn ze niet meer van nature waterafstotend. Er zijn wel middelen om ze weer waterafstotend te maken, maar Stefan Tim denkt dat je dan ook gewoon zwanenveren kan gebruiken. Vanuit de oudheid worden zwanenveren vaak gebruikt en deze hebben een natuurlijke hoog vetgehalte omdat ze watervogels zijn. Een groot voordeel voor een traditionele schutter die 3D of veld schiet en af en toe de regen moet trotseren.

Bij de indoordisciplines is de afstand slechts 18 meter waardoor een stabiele pijl die snel in zijn baan komt noodzakelijk is. Op deze korte afstand worden vaak dikkere pijlen gebruikt om de pijlen zo snel mogelijk te stabiliseren en vaak ook langere, hogere veren. Het is geheel persoonlijk of dit plastic veren zijn of natuurveren. Voor sommige technische schutters kan een natuurveer net die stabiliteit geven waardoor de pijl sneller stabiliseert.

Als de handboogsport nog niet persoonlijk genoeg is, kan de stand van de veren ook nog aangepast worden. Men kan ervoor kiezen om een ver onder een hoek van bijvoorbeeld 3 graden te zetten waardoor de veren zich anders door de lucht bewegen. Een tip aan alle schutters: ga lekker experimenteren, dat hebben wij ook gedaan.

Rick van den Oever en Michael Witjes
Foto’s: Sjef van de Berg